Athos 22 mei 2016

14 maart 2025 0 Door Harmen Strikwerda

Vandaag verlaat ik het klooster Konstamonítou. Eerst de wandeling naar Karyes, dan met het busje naar Karakállou. Ik verheug me nu al op de ontmoeting met de Nederlandse monnik Pachom, maar eerst maar zorgen dat ik er kom. Na de regen van gisteren is het vandaag weer een prachtige dag, mooi wandelweer. Naar Karyes heb ik het grootste deel van de wandeling gezelschap van een hond. Na wat pogingen om het beest weg te jagen (waarom eigenlijk) laat ik hem toe in mijn leven van deze dag. Best wel gezellig eigenlijk.

Dagboeknotitie
Rond halfzes ben ik klaarwakker en denk wat na over de overige dagen op Athos. Ik heb losgelaten om het pad van Konstamonítou naar Karyes te lopen. Zeker na de regen van gisteren en vannacht moet het gedeelte over de stenen de heuvel op nat zijn en glad. Te gevaarlijk dus. Ook droog is het een zwaar en risicovol pad om alleen te lopen. Ik besluit om het pad richting Vatopedíou te lopen (waar we maandag gewerkt hebben) en vandaar over de heuvelrug, the Way of the Bey, naar de driesprong en dan zo de route naar Karyes weer op te pakken. Dan loop ik wel wat om, maar het is wel gemakkelijker. Denk ik ….

Aldus. Om 7.00 uur sta ik op, pak mijn spullen in, ontbijt met een stuk cake van de vorige dag en om halfacht neem ik afscheid van Harry en John. Harry zal ik niet meer zien, maar John heel misschien nog in Karyes. Om 7.45 uur ga ik op weg en ben in iets meer dan drie kwartier op de heuvelrug.

Als ik al dacht dat het stuk naar de driesprong makkelijk is, dan valt dat toch erg tegen. Er zitten enkele pittige klimmetjes in en hier en daar is de begroeing dicht, vooral varens. Hier ligt nog een mooie taak voor de pathclearers volgend jaar.

Ik loop trouwens niet alleen. Al vanaf het klooster loop ik in het gezelschap van een zwerfhond. Die liep gisteren ook al met me mee toen ik naar de moestuin liep. In het begin probeer ik hem weg, of beter, terug te jagen, maar hij (een reu dus) blijft me volgen. Dus accepteer ik zijn gezelschap. Hij zal met me meegestuurd zijn om op me te letten, door Theotokos. Hij lijkt op Astor, een bastaardherder(tje) die we vroeger hadden. Zelfde kleur vacht, alleen wat groter.

Na anderhalf uur bereik ik de driesprong waar Harry en ik vrijdag zijn geëindigd. En als ik al dacht dat het dan écht makkelijk zou worden ……. Na een korte rustpauze ga ik verder. In het begin gaat het nog, maar ik heb een paar keer een overwoekerd pad waar ik doorheen moet, en moet zelfs een keer, de rugzak meeslepend, onder een braamstruik doorkruipen. Ik ben blij dat er van een oude pathclearing nog linten hangen. Na verloop van tijd wordt het pad beter en kruist het ook vaker met grintwegen. Ook het aantal kellions neemt toe. We komen onmiskenbaar in de buurt van Karyes, en op enig moment doemt de gigantische skete Andréou op (de Seraï).

Karyes
Om ongeveer 12.00 wandel ik Karyes in, na 4 uur lopen en 13 kilometer. De hond is verdwenen bij Andréou, hij zal wel gedacht hebben dat ik het verder zelf wel kan (ik denk eerder dat hij het dorp niet in durft, na vervelende ervaringen). Ik mag niet te veel tijd verliezen, want als de bus uit Dafní komt moet ik wel een plekje in het busje naar Filothéou hebben geregeld, want zo groot zijn die niet.

Dus, in rap tempo naar de bakker voor een tiropita, naar één van de kloosterwinkels (van Koutloumousíou deze keer) voor ikoontjes voor Mirjam (Raphaël – nee, die hebben we niet) en voor Katja (Katharina – die is er altijd wel). En natuurlijk, traditie, een chotki/komboskini1 voor mij (ieder bezoek aan Athos één). Tandpasta en halva, en eindelijk een biertje! Net als het biertje op is komt de bus uit Dafní. Ik loop naar de busjes en vind al snel die naar Filothéou. Rugzak achtering, vrij pekje zoeken, en dan is er zelfs nog tijd voor een dubbele espresso. Ook weer eens lekker na al die Griekse koffie.

Karakállou
Het busje vertrekt en na een goed halfuur stop hij al in Karakállou, waar ik uitstap. Ik meld me bij de gastenmonnik en krijg een kamer toegewezen met een jonge Rus, Theodoor, die Nederlands spreekt omdat hij een tijdje aan de TU Delft bouwkunde heeft gestudeerd.

Ik neem -eindelijk weer eens- een warme douche, trek andere kleren aan en wandel een stukje in en om het klooster. Als ik terugloop naar de gastenvleugel komt monnik Pachom me tegemoet. Hij vind het fijn om weer eens een Nederlander te zien. We hebben elkaar in 2014 gezien, maar ‘onbewust’ -min of meer- kennen we elkaar al veel langer. Hij was lang geleden novice in de abdij Maria Toevlucht in Zundert, dat beviel niet. Toen een tijdje Chevetogne. Maar echt gesproken hebben we elkaar in Tolleshunt Knights (Essex) in het Grieks-Orthodoxe Johannes de Doper klooster. Hij heette toen nog Didier. Daarna is hij orthodox geworden en ingetreden in het Saint Silouanklooster in Frankrijk, zo’n 30 km ten oosten van Le Mans. En van daaruit is hij naar Athos gegaan, naar Karakallou. We raken direct aan de praat. Over van alles. De doop waar monnik Païsios over had. Mijn twijfels (denken met het verstand in plaats van met het hart). m. Pachom bekijkt het vooral als een westerling. De vanzelfsprekendheid van de Griek bestaat gewoon minder in het westen, waar het verstand de belangrijkste plek inneemt: “Waarom dit, waarom dat, etc”.

Na de vespers en de verering van de relieken help ik Pachom bij de afwas. Ook weer gelegenheid voor een gesprek. Er zit een beetje roddelen bij (sorry!), maar dat is dan vooral om mijn twijfels over, en kritiek op, de kerk onder woorden te brengen. Het is niet altijd gemakkelijk, met al die ego’s overal. Na de afwas, op één van de balkons’ praten we nog verder. Over de vasten bijvoorbeeld, en mijn kritiek daarop. Ook hier weer de pragmaticus Pachom. Bedrijf de ‘oikonomia’. Zeker in een gemengd huwelijk zul je afspraken moeten maken. Je mag van je gezinsleden niet verwachten dat ze meevasten. En als het niet om het eten gaat, en dat is alleen maar een hulpmiddel, dan is er wel iets anders. Het gaat om inkeer.

Dan mijn opdracht, ‘vrouwen op Athos’. Zeker is het een traditie, zoals alles in de orthodoxe kerk gekoppeld is aan de Traditie (vaak in beton gegoten). Maar hij gaat niet mee in de visie van Mirjam dat het toelaten van vrouwen juist een uitdaging kan zijn. “Die uitdaging zoeken we niet, dat zou indruisen tegen waarvoor we hier zijn. Dus willen we niet afgeleid worden door vrouwen als dat niet hoeft”. Trouwens, in geen enkel orthodox klooster in Griekenland mag het andere geslacht binnen de poorten van het klooster overnachten. Dus als vrouwen op Athos zouden worden toegelaten gaan alle kloosters dicht voor vrouwen. Dat is bij moeder Maria in de Peel trouwens ook zo, alleen vrouwen mogen in het klooster overnachten. Zie Athos maar als één groot klooster.

1Gebedssnoer