
Athos 14 mei 2016
Ik voeg me bij de Athos Pathclearers voor vertrek en Mirjam en Katja zwaaien me uit. Ik ben ingedeeld bij een ploegje van drie man (inclusief mijzelf) die een week gaat snoeien op de paden rondom het klooster Konstamonítou. Ik heb hier in 2004 met Pauli ook twee nachten doorgebracht (zie hiervoor het album Athos 2004).
Mijn collega’s deze week zijn Harry Spry-Leverton, een Engelsman uit Cornwall, gepensioneerd bibliothecaris op een private school, en John Mole, een Ier, vooral schrijver van beroep (niet de dichter of de musicus). Ik kan zijn boek ‘It’s all Greek to me’ van harte aanbevelen! We worden de eerste dag begeleid door Roland Baetens, een Belg, die ons introduceert bij het klooster en afspraken maakt over het werk.
Dagboeknotitie
Om 8:15 uur verzamelen we (de pathclearers) ons bij het pelgrimsbureau. Hier worden de laatste administratieve handelingen verricht en krijgen we onze diamoniterion1. In het pension pak ik mijn rugzak in. Ik heb, behalve water en wat repen, nog een zaklamp gekocht, die was ik vergeten mee te nemen. Ik herinner me van Konstamonítou dat er geen elektrisch licht is en dat er ’s nachts alleen wat olielampjes branden.
We ontbijten nog even met ons drieën en rond 9:30 uur wandelen we naar de haven. De boot is net aangekomen en het krioelt er zoals altijd van de mensen. Er staat al een lange rij en we betwijfelen of de quota van 110 pelgrims per dag wel kloppen. Het lijken er veel meer. Maar, waarschijnlijk tellen de pathclearers niet mee, en natuurlijk ook niet de vele monniken die aan boord zijn en ook niet de arbeiders. En er zullen nog wel wat uitzonderingen zijn, bijvoorbeeld pelgrims op uitnodiging van een klooster.
Iets voor 10:00 vertrekt de boot. Na gezwaai draait de boot definitief richting Dafní, maar zover ga ik niet mee. We passeren de grens met Athos al snel (Thivaís) en onze eerste aanlegplek is de arsanás van Chilandaríou, het Servische klooster. Deze aanlegplek heet Megáli Giovánitsa, eigenlijk is dit een skete (/ˈskiːt/), een klein klooster. Daarna stoppen we bij de arsanás van Zographou, het Bulgaarse klooster. Bij de volgende stop, na een uurtje, zijn we bij de arsanás van Konstamonítou, is het onze beurt om de boot te verlaten. Onze rugzakken gaan samen met John Mole in de oude legertruck en Roland, Harry en ik gaan lopen zodat we één van de te snoeien paden alvast kunnen inspecteren (de vrachtwagen was trouwens ook vol, dus weinig keus).
Het voetpad dat we lopen is nog geen 10 jaar geleden in ere hersteld en met wat klein onderhoud ziet het er vast wel weer netjes uit. Het begint op het oude pad naar het klooster en het is best steil. Voor wandelaars (hikers), muilezels en Unimogs geschikt. Toch zijn we op enig moment de weg kwijt. We moeten ergens rechtsaf, er staat nog een oud bordje, maar de ‘ingang’ van het pad is totaal overwoekerd. Maar als we hier doorheen zijn is het goed begaanbaar.
De vespers verlopen zoals gewoonlijk. Roland en ik mogen in de kerk zitten, dat geldt niet voor Harry en John want zij zijn niet orthodox. Ze blijven buiten in de exonarthex en maken de dienst zo op enige afstand mee. Het is raar en niet echt te begrijpen. En het geldt ook zeker niet voor alle kloosters van Athos. Ook wat het eten betreft geldt in dit klooster dat niet-orthodoxen apart moeten eten. Op dit punt zijn we solidair met Harry en John. In de meeste kloosters eet iedereen tegelijkertijd om de simpele reden dat het praktischer is. Oikonomia heet dat.
Na de maaltijd bespreken we de alvast de volgende dag, het inspecteren van de paden, “wat zou het klooster graag willen wat we doen deze week.
- Het Diamoniterion is het visum dat iedere pelgrim nodig heeft om toegelaten te worden. Het aanvragen gaat nog behoorlijk ouderwets, in ieder geval nog in 2016. Niks online …
↩︎

